
Vrijwilligerswerk is een essentieel onderdeel van de samenleving. Echter, zoals elk ander werk, komt het vrijwilligerswerk niet zonder risico’s. Het ongeluk van een vrijwillig uit 2021 is een voorbeeld van zo’n geval. De vrijwilliger is uit een kersboom gevallen, nadat hij een trektouw wilde bevestigen. Hij liep hierdoor ernstig blijvend letsel op. Hij stelde de stichting vervolgens aansprakelijk voor de schade en baseerde zijn vordering op de grondslagen van een onrechtmatige daad en een overeenkomst van opdracht.[1] Dit roept vragen op met betrekking tot de aansprakelijkheid en de bescherming van vrijwilligers.
De zaak van de vrijwilliger illustreert de complexiteit van de aansprakelijkheidskwestie. De vrijwilliger heeft namelijk schade opgelopen, maar is niet in loondienst, waardoor de werkgeversaansprakelijkheid van art. 7:658 lid 1 BW niet van toepassing is. Art. 7:658 lid 1 BW vormt vandaag de dag nog altijd de basis. Er zijn drie belangrijke pijlers, te weten ‘in de uitoefening van het werk, de zorgplicht en opzet of bewuste roekeloosheid’. Het is aan de werknemer om aan te tonen dat de schade is geleden in de uitoefening van diens werkzaamheden. Er moet verband bestaan tussen de schade en de werkzaamheden.[2] Het is aan de werkgever om aan te tonen dat hij aan de zorgplicht heeft voldaan. “Voor bewuste roekeloosheid is vereist dat de werknemer zich onmiddellijk voorafgaande aan de schade toebrengende gebeurtenis daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedrag”.[3]
Eerder heeft de Hoge Raad in een uitspraak erkent dat vrijwilligerswerk “onder bepaalde omstandigheden” onder de toepassing van art. 7:658 lid 4 BW kan vallen. De zeggenschap van de organisaties of de werkgever en de invloed op de werkomstandigheden zijn hierbij bepalende factoren. Als de organisatie of de werkgever geen invloed heeft, kan dit ervoor zorgen dat de claim op de werkgeversaansprakelijkheid faalt. Art. 7:658 lid 4 BW vormt dus een afgeleide vorm van de werkgeversaansprakelijkheid voor personen die geen werknemers zijn, maar zich wel in een vergelijkbare positie bevinden. Het kan voor die personen – vrijwilligers – een basis bieden voor de claims met betrekking tot geleden schade.[4]
[1] T.F.E. Tjong Tjin Tai, ‘Aansprakelijkheid jegens vrijwilligers’, WPNR 2022, p. 148.
[2] Mr. dr. A. Kolder, ‘Over de grenzen van werkgeversaansprakelijkheid’, AV&S 2023/14, p. 70.
[3] Mr. dr. A. Kolder, ‘Over de grenzen van werkgeversaansprakelijkheid’, AV&S 2023/14, p. 75; HR 20 september 1996, NJ 1997/198 (Pollemans/Hoondert)
[4] T.F.E. Tjong Tjin Tai, ‘Aansprakelijkheid jegens vrijwilligers’, WPNR 2022, p.150.