
Het smartengeld is een vergoeding voor immateriële schade, daarbij kan men denken aan lichamelijk of psychisch letsel of het missen van levensvreugde.[1] Het smartengeld wordt omschreven als een schadevergoeding met twee functies, te weten: compensatie en genoegdoening.[2]
In de wet wordt een onderscheid gemaakt tussen vermogensschade en ander nadeel dat niet bestaat uit vermogensschade. Degene die ander nadeel heeft ondervonden van een onrechtmatige daad kan op grond van art. 6:106 BW dat nadeel vergoed krijgen. Het slachtoffer kan aanspraak maken op het smartengeld als de wet daar recht op geeft. Het is volgens de wet mogelijk wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn goede naam is geschaad of op een andere wijze in zijn persoon is aangetast.[3] Lichamelijk letsel vormt de belangrijkste categorie in de praktijk. Men kan denken aan letsel door een mishandeling, arbeidsongeval, verkeersongeval. Het letsel is in ieder geval zichtbaar en in veel gevallen medisch objectiveerbaar.[4]
De omvang van smartengeld
De omvang van het smartengeld wordt niet vastgesteld door middel van een rekenkundig formule. Indien de rechter een rekenkundig formule aanhoudt om het smartengeld te berekenen, biedt dit te weinig ruimte om recht te doen aan individuele omstandigheden. In art. 6:106 BW is namelijk bepaald dat de omvang naar billijkheid moet worden vastgesteld. Hierbij is het van belang dat de rechter alle omstandigheden in overweging neemt. Denk aan de aard van het letsel, de intensiteit en de duur van het verdriet en de gederfde levensvreugde. Daarnaast is het ook van wezenlijk belang dat de rechter de persoonlijke omstandigheden in overweging neemt.
De hoogte van het smartengeld
U kunt zich voorstellen dat het bestaande niveau van smartengeld niet eenvoudig is vast te stellen met het oog op alle omstandigheden die worden meegewogen. Dit heeft te maken met de omstandigheden dat het smartengeld buiten rechte wordt vastgesteld, alsmede dat niet alle rechtspraak wordt gepubliceerd die betrekking hebben op het smartengeld. Bovendien zijn er vaak inconsistenties in toegewezen bedragen.
[1] ‘Verschillen bij smartengeld’, NJB 2019/1653.
[2] 11.2.1
[3] E.W. Bosch, ‘Begroot de strafrechter de hoogte van het smartengeld anders dan zijn civiele college?’ VR 2024/14, par. 1.
[4] 7.2.1